Jorma Bosch op reis in de Pamirs op de fiets. Beagle Bikes.

Een alles verslindende trek in echt eten drijft me voort

Een alles verslindende trek in echt eten drijft me voort. Waanbeelden van een gegrilde kip, of een stoofpot met draadjesvlees spoken in de nacht door mijn dromen. Lange dagen in het zadel, met een metabolisme die de snelheid van een straaljager overtreft, laten zich voelen. Op mijn ribbenkast kun je ondertussen goed xylofoon spelen. De tocht op de Pamir Highway inclusief talloze d-tours zijn misschien wel de mooiste kilometers die ik ooit heb afgelegd. Maar niet zelden heb ik tijdens de afgelopen dagen gewenst dat de mens een vertering heeft als die van een slang; dan had ik mooi een heel schaap naar binnen gewerkt en er ruim drie weken mee voort gekund. De grenspost is niet ver meer en we zetten nog eens aan, niet alleen rijden we in de laatste strepen daglicht, maar ook in de laatste legale uurtjes in de Pamirs; het visum eindigt op deze dag.

Schoten verstoren de weldadige stilte. Met onregelmatige tussen pozen klinken er geweerschoten uit de richting waar wij juist naar toe fietsen. De grenspost blijkt de bron van de herrie, men is fanatiek op jacht naar een Marco Polo schaap. Deze trotse bewoners van het Pamirs zijn uiteraard met uitsterven bedreigd. Eerlijk is eerlijk, ik lust er op dat moment ook wel een. De grenspost bestaat uit een kleine verzameling vervallen gebouwtjes  en roestige  containers. Als een soort van vooruitgeschoven post van de mensheid die zich nauwelijks staande houdt tegen het geweld van het extreme bergklimaat. De weg wordt versperd door een gammele slagboom, wat een hallucinerend gezicht is in deze desolate omgeving waar van verkeer totaal geen sprake is. Al zijn we enkele dagen ervoor een grote verweerde Russische truck tegen gekomen op de Pamir Highway, de enige auto sinds we voorbij de afslag naar de Chinese grenspost zijn. Deze Truck bleek een Mad Max variant van een SRV wagen. De chauffeur was een ietwat verwilderde Rus met ogen die op zwarte gaten leken. De truck lag vol met omgevallen dozen met verkleurde pasta, een soort verkruimelde scheepsbeschuit en andere lekkernijen. Calorieën zijn calorieën op de Pamir Highway, en we lieten deze buitenkans dan ook niet lopen.

Een man gehuld in een ratjetoe van lompen en een smerig uniform wenkt ons naar een gebouwtje. Waarin hij verdwijnt en al gauw een luikje opengaat waarachter hij plaats heeft genomen. De papierwinkel kan beginnen. De douanebeambte kijkt ons aan met gele ogen en een mengeling van alcohol en tabak walmt ons tegemoet uit een vrijwel tandeloze mond. Een heel groot schrift met harde kaft wordt naar voren geschoven, hierin moeten wij al onze gegevens noteren. Het schrift is fascinerend, het geeft een mooie inkijk in de aantallen en de nationaliteiten van de mensen die de grens passeren in deze totaal verlaten uithoek. Na het keurig noteren van alle gegevens knikt de man ons toe en sluit het luik en maakt met een hoofdknik duidelijk dat we ons dienen te vervoegen naar een aanpalende container. Na enige tijd gaat er een luik open en blijk dezelfde man ons weer aan te staren. Hierop schuift hij een groot schrift met harde kaft onze kant uit en dienen wij opnieuw alle, precies dezelfde, gegevens in te vullen. Het laatste restje daglicht is nu echt voorbij en de temperatuur is dan ook in een hele snelle vrije val beland. De nachtelijke temperatuur op deze hoogte in deze tijd van het jaar gaan al snel richting de -20, het is dus zaak zo snel mogelijk bivak te maken. De gegevens zijn wederom ingevuld, de man knikt tevreden en het stalen luik klapt dicht. Hierop wenkt de man ons te volgen naar wat het hoofdgebouw lijkt te zijn. De ogen moeten behoorlijk wennen aan het schemerdonker en de rookwalmen in het gebouw. De afgelegenheid van de grenspost en het harde klimaat hebben deze mannen getekend, ze zien er uit als een groep wilde partizanen.

Allen zijn zwaar onder invloed en er hangt een rauwe sfeer. Te midden van deze groep mannen blijkt zo waar één vrouw aanwezig, die zorgt dat er eten komt en de kachel aan blijft. Aziza en ik kijken elkaar aan en weten zonder een woord te wisselen dat we hier niet willen blijven. Voor als nog is de sfeer nog enigszins goed, maar gezien de industriëlen hoeveelheden zelfgestookte alcoholische drank die er ingaat is het zeer de vraag of dit zo gaat blijven. We drinken uit beleefdheid een kopje thee en maken dat we wegkomen. Mistroostig nagekeken door de dame des huizes. Wat voor leven leeft zij in dit ruige verlaten oord te midden van deze troep soldaten?

Eenmaal buitengekomen is het ondertussen echt aarde donker en ontzettend koud, een pittige wind heeft de kop opgestoken. Het is kortom ronduit guur, langzaam neemt de afstand tussen het dronken geroezemoes en ons toe. We bevinden ons letterlijk in het niemandsland tussen Kirgizië en Tajikistan.

De weg is echt heel erg slecht en de grens met Kirgizië nog een pittig eind weg. Ondertussen is de wind tot storm sterkte toegenomen en met de nodige moeite weten we desondanks onze flapperende tent op te zetten. Hier liggen we dan in onze slaapzaken in het onherbergzame niemandsland. Zelden voelde Nederland zo ver weg, op een goede manier.

Jorma Bosch